Boogschieten is een sport waarbij pijlen worden weggeschoten naar een doel met behulp van een boog. Boogschieten heeft veel minder met fysieke kracht te maken dan veel mensen denken. Ook geslacht, speelt geen rol. Van groter belang is de juiste houding, evenals mentale rust, die nodig is om het ideale schot te lossen: het moment dat jij niet de pijl schiet maar de pijl zichzelf schiet (Zen in de kunst van het boogschieten).
Verschillende bogen Er bestaan verschillende soorten bogen, zoals de handboog, de kruisboog en ook de Japanse boog (geschikt voor Kyudo). We beperken ons hier tot de handboog.
Longbow – een lange, grote boog zonder toevoeging van een vizier en diverse andere extra’s. De longbow werd vroeger veel gebruikt door de Engelse legers in de Honderdjarige oorlog tegen de Fransen.
Barebow – de originele houten boog zonder toevoegingen zoals bijv. een vizier en stabilisatoren. Hierin heb je vele varianten.
Recurveboog – een boog die zijn naam dankt aan zijn uiterlijke vorm. In tegenstelling tot de eenvoudige longbow, hebben de werparmen van een recurveboog uiteinden die van de boogschutter afbuigen (re-curve). Tevens heeft een recurveboog in ieder geval een vizier en meestal nog stabilisatoren.
Compoundboog – een samengestelde (= compound) boog die gebruik maakt van een systeem van kabels en katrollen om de latten (werparmen) te buigen. Vrijwel altijd is de constructie zodanig dat er tijdens het uittrekken een krachtmaximum (piek) gepasseerd wordt, waardoor de kracht die nodig is bij het richten, tot 75% lager is dan de kracht die nodig is om de boog uit te trekken. De compoundboog is in 1967 ontwikkeld door de Amerikaan Holless Wilbur Allen.
Ruiterboog – een boog die op de barebow lijkt maar dan korter zodat je over de nek van het paard kan draaien terwijl je de boog nog op spanning hebt staan met een pijl op de pees.